Naar het Middelpunt der Aarde | страница 10
Ik zag de getrouwe gezellin van mijn arbeid en van mijne vermaken terug. Zij hielp mij iedereen dag om de kostbare steenen van mijn oom te rangschikken; zij plaatste er met mij de briefjes op. Juffrouw Gräuben was zeer sterk in de delfstofkunde! Meer dan één geleerde zou een lesje bij haar hebben kunnen halen. Zij onderzocht gaarne grondig de netelige vraagstukken der wetenschap. Wat al zoete uren hadden wij doorgebracht met samen te studeeren, en hoe benijdde ik somtijds het lot dier gevoellooze steenen, die zij met hare bekoorlijke handen aanraakte.
Als daarna het uur van uitspanning kwam, gingen wij beiden uit; wij kozen de lommerrijke lanen van de Alster en begaven ons gezamenlijk naar den ouden geteerden molen, die zich zoo goed voordoet aan het uiteinde van het meer; onderweg keuvelden wij, elkander bij de hand houdende; ik vertelde haar allerlei, waarover zij luidkeels lachte; zoo kwamen wij aan den oever der Elbe en na de zwanen, die tusschen de groote witte plompen rondzwemmen, goeden nacht gewenscht te hebben, keerden wij per stoomboot naar de kaai terug.
Zoo ver was ik met mijn gepeins, toen mijn oom, met zijne vuist op de tafel slaande, mij met geweld tot de werkelijkheid terugvoerde.
“Laat eens zien,” zeide hij, “de eerste gedachte die zich aan den geest moet voordoen om de letters van een volzin te verwarren is, dunkt mij, om de woorden onder in plaats van naast elkander te schrijven.”
“Wel mogelijk!” dacht ik.
“Wij zullen zien, wat dat geeft Axel! schrijf den een of anderen volzin op dit stukje papier; maar zet de letters in plaats van achter elkander in geregelde rijen, elke van vijf of zes, onder elkander.”
“Ik begreep, wat hij bedoelde, en onmiddelijke schreef ik van boven naar beneden:
“Goed,” zeide de professor, zonder gelezen te hebben. “Zet nu deze woorden op een regel naast elkander.”
Ik gehoorzaamde en kreeg den volgenden volzin:
linirn, knieä! bugvu ei,eb, mnlGe.
“Heel goed!” riep mijn oom, mij het papier uit de hand rukkende, “dat lijkt al een beetje op het oude document; de klinkers staan in dezelfde wanorde als de medeklinkers; er zijn zelfs hoofdletters en komma’s in het midden der woorden, juist als op het perkament van Saknussemm!”
Ik kon niet nalaten deze opmerkingen zeer schrander te vinden.
“Om nu,” hernam mijn oom, zich rechtstreeks tot mij wendende, “den volzin te lezen, dien gij geschreven hebt en ik niet ken, zal het genoeg zijn om achtereenvolgens de eerste letter van ieder woord te nemen, dan de tweede, dan de derde, enz.”